Ik onderneem veel. Ben ik dan ook een
ondernemer?
Een eigen onderneming, dat zou ik prachtig vinden. Een eigen bedrijf waarbij ik mensen advies geef met betrekking tot onderwijs, sport
en zorg. Wellicht dat dat ooit nog op mijn pad komt als ik een tijd in het onderwijs rond heb gelopen. Ik zie in mezelf namelijk een echte ondernemer. Als
persoon ben ik iemand die veelvuldig iets onderneemt. Ik zeg op veel dingen ja, en ga er dan ook voor de volle 100% voor. Maar iemand die veel onderneemt, is
dat een ondernemer? Of zou dat een goede ondernemer kunnen zijn?
Een mooi woord eigenlijk, ondernemen. Van Dale geeft er twee omschrijvingen aan.
on·der·ne·men (werkwoord; ondernam, heeft ondernomen)
1. op zich nemen
2. beginnen te doen; uitvoeren: actie ondernemen
Maar dan blijf ik met de vraag, is iemand die veel onderneemt een ondernemer? Dus ik heb wederom meneer Van Dale geraadpleegd waarin het volgende staat:
on·der·ne·mer (de; m,v; meervoud: ondernemers)
So far so good. Een ondernemer wil niet per definitie iemand zijn die veel onderneemt, maar die zijn eigen onderneming runt. Dat zou dus betekenen dat ik geen ondernemer ben, terwijl ik wel heel veel dingen onderneem. Maar dat zou wel kunnen betekenen dat ik een goede ondernemer kan worden. Of staat dat ook los van elkaar? Hebben de woorden dan niks met elkaar te maken?
“Ondernemen kun je niet leren, 100% niet. Het zit in je bloed. Ja, je kunt wel bijleren, maar dat
doe je in het ondernemen zelf” (Hennie van der Most, 2012)
Als ik meneer van der Most mag geloven, moet het bij mij
in mijn bloed zitten. Mijn vader is adjunct-directeur van een middelbare school
en onderneemt daar veel. Maar volgens de Van Dale is hij géén ondernemer. Maar
ik wil toch straks die ondernemer zijn. Ondernemend als ik ben ben ik gaan
kijken welke kwaliteiten je moet bezitten als goede ondernemer.
Ondernemers zijn er in verschillende vormen en maten.
Maar ondernemers zijn bijna allemaal manusjes van alles. Ondernemingszin is een
mix van zelfsturing en creativiteit (Laevers, 2003). Het creatieve aspect
uit zich in een vernieuwend idee bedenken, creatief inspelen op de mogelijkheden
die zich voordoen en het bedenken van creatieve oplossingen voor
problemen.
Het aspect zelfsturing uit zich in de energie om zich in
te zetten, het doelgericht plannen, organiseren en uitwerken, kortom de
realisatie van het idee.
Ik vul momenteel een aantal functies in bij verschillende besturen. Bij het ene bestuur ben ik voorzitter, bij de andere bestuurslid. Ik
kan de ondernemingszin en ondernemingsschap niet los zien van de hoeden van Bono (zie blog history) en merk dat ik het zelfsturen en creatieve wel beheers.
Maar dan blijft de vraag of ik een goede ondernemer zou kunnen zijn. Via http://www.ondernemendeschool.be/heb ik mezelf getest op mijn ondernemingsschap.
Deze test maakt een onderscheid tussen de 5 volgende competenties en eigenschappen:
en zorg. Wellicht dat dat ooit nog op mijn pad komt als ik een tijd in het onderwijs rond heb gelopen. Ik zie in mezelf namelijk een echte ondernemer. Als
persoon ben ik iemand die veelvuldig iets onderneemt. Ik zeg op veel dingen ja, en ga er dan ook voor de volle 100% voor. Maar iemand die veel onderneemt, is
dat een ondernemer? Of zou dat een goede ondernemer kunnen zijn?
Een mooi woord eigenlijk, ondernemen. Van Dale geeft er twee omschrijvingen aan.
on·der·ne·men (werkwoord; ondernam, heeft ondernomen)
1. op zich nemen
2. beginnen te doen; uitvoeren: actie ondernemen
Maar dan blijf ik met de vraag, is iemand die veel onderneemt een ondernemer? Dus ik heb wederom meneer Van Dale geraadpleegd waarin het volgende staat:
on·der·ne·mer (de; m,v; meervoud: ondernemers)
- iemand die een bedrijf voor eigen rekening
uitoefent
So far so good. Een ondernemer wil niet per definitie iemand zijn die veel onderneemt, maar die zijn eigen onderneming runt. Dat zou dus betekenen dat ik geen ondernemer ben, terwijl ik wel heel veel dingen onderneem. Maar dat zou wel kunnen betekenen dat ik een goede ondernemer kan worden. Of staat dat ook los van elkaar? Hebben de woorden dan niks met elkaar te maken?
“Ondernemen kun je niet leren, 100% niet. Het zit in je bloed. Ja, je kunt wel bijleren, maar dat
doe je in het ondernemen zelf” (Hennie van der Most, 2012)
Als ik meneer van der Most mag geloven, moet het bij mij
in mijn bloed zitten. Mijn vader is adjunct-directeur van een middelbare school
en onderneemt daar veel. Maar volgens de Van Dale is hij géén ondernemer. Maar
ik wil toch straks die ondernemer zijn. Ondernemend als ik ben ben ik gaan
kijken welke kwaliteiten je moet bezitten als goede ondernemer.
Ondernemers zijn er in verschillende vormen en maten.
Maar ondernemers zijn bijna allemaal manusjes van alles. Ondernemingszin is een
mix van zelfsturing en creativiteit (Laevers, 2003). Het creatieve aspect
uit zich in een vernieuwend idee bedenken, creatief inspelen op de mogelijkheden
die zich voordoen en het bedenken van creatieve oplossingen voor
problemen.
Het aspect zelfsturing uit zich in de energie om zich in
te zetten, het doelgericht plannen, organiseren en uitwerken, kortom de
realisatie van het idee.
Ik vul momenteel een aantal functies in bij verschillende besturen. Bij het ene bestuur ben ik voorzitter, bij de andere bestuurslid. Ik
kan de ondernemingszin en ondernemingsschap niet los zien van de hoeden van Bono (zie blog history) en merk dat ik het zelfsturen en creatieve wel beheers.
Maar dan blijft de vraag of ik een goede ondernemer zou kunnen zijn. Via http://www.ondernemendeschool.be/heb ik mezelf getest op mijn ondernemingsschap.
Deze test maakt een onderscheid tussen de 5 volgende competenties en eigenschappen:
- wilskracht,
de energie, ... - weten
welke richting je uit wil - scenario's
bedenken en uitvoeren - afstand
nemen - leiderschap
Volgens de test ben ik een geboren leider. Iemand die
gemotiveerd is om zich ergens voor in te spannen. Ik heb volgens de test een
hekel aan routines en ben vaak op zoek naar iets nieuws. Wel moet ik letten op
het loslaten van opdrachten die gedoemd zijn te mislukken.
De test geeft mijns inziens precies mijn sterke en zwakke
punten weer. Ik merk dat deze punten mij ook als leerkracht goed weergeven. Ik
hou ervan om uit te proberen, dat lees je terug in al mijn blogs. En zo te zien
ben ik capabel genoeg om, ooit, een keer mijn eigen onderneming te starten.
Wellicht dat het dan toch aangeboren is en heeft Hennie van der Most alsnog
gelijk!
Bertrands, E. & Laevers, F. (2003) Ondernemingszin
(h)erkennen.Leuven:
Cego Publishers
Hennie
van der Most (2012) Super Nederland.
Flipping to the classroom
Al jaren wordt gymles beperkt tot het gymlokaal of het
sportveld buiten. Ik ben van mening dat je bewegingsonderwijs veel vaker en op
verschillende plekken in zou kunnen zetten. Om mezelf, leerlingen en andere
hiervan te overtuigen probeer ik bewegingsonderwijs op allerlei verschillende
manieren aan te bieden. Ik praat met mensen en met leerlingen en kom zo tot
vernieuwende inzichten.
Twee weken geleden heb ik geprobeerd wat uitleg via i-pads
in de gymzaal zou kunnen doen. Dit kun je terug lezen in mijn blog history. Deze
week ben ik weer het diepe in gesprongen. Het idee van flipping the classroom
spreekt me erg aan.
Flipping
the classroom is een term die steeds vaker opduikt in het onderwijs. Deze term wil zeggen dat
het lesgeven wordt omgedraaid. Buiten de reguliere lestijden om bestuderen
leerlingen digitaal de lesstof, ze doen dit doorgaans thuis aan de hand van een
filmpje of presentatie. Tijdens de les wordt de informatie verwerkt door
het maken van opdrachten en door in groepjes samen te werken.
Ik heb er een nieuwe twist aan proberen te geven. Flipping
to the classroom. In plaats van de uitleg aan te bieden in het gymlokaal bracht
ik de uitleg naar het klaslokaal toe. Korte filmpjes en daarbij een kort praatje
leek mij voldoende informatie om de kinderen tot bewegen te zetten. Het praatje
en het plaatje werden dus in de klas bekeken. Het daadje zou wel gewoon gedaan
worden in het gymlokaal. De opdracht die ik de kinderen meegaf was, zodra je
omgekleed bent kun je aan de slag.
De gymles verliep redelijk vlot, al moest er een aanpassing
plaats vinden bij een spel. Maar ik was benieuwd naar de reacties van de
kinderen. De uitvoering opzich is geen doel van zichzelf, maar het proces
spreekt me veel meer aan. Iets wat je terug ziet in de 21’st century skills. Het
gaat er niet om wát je uiteindelijk kan, maar hoe je tot zoiets bent
gekomen.
Zowel de positieve als negatieve punten werden benoemd door
de kinderen.
Positief:
-Leuk
-Meer tijd om te gymmen
-Je kunt meteen aan de slag
Negatief:
-We willen het voorbeeld gewoon in het echt zien
-We willen vragen kunnen stellen aan de docent
Tips
-Misschien als er iemand van onze klas op het filmpje staat, vinden we het nog leuker om te
zien en worden we meer gemotiveerd.
Het valt op dat de kinderen voor de tweede keer aanhalen
dat ze geen vragen kunnen stellen aan de docent. Er zijn twee docenten aanwezig
geweest tijdens de gymles, maar blijkbaar belemmert een filmpje afspelen het
durven stellen van vragen. Kinderen willen tijdens de uitleg, in de gymzaal, een
vraag kunnen stellen zodat het nog een keer voor gedaan kan worden.
Wat ook opvalt is dat kinderen het wel leuk vinden, maar
niet op de banken staan te springen van enthousiasme. Waar ik gedacht had dat de
kinderen het super vonden om op een andere manier uitleg te krijgen, willen ze
toch liever de uitleg zoals ze gewend zijn.
Ik blijf met een hoop vragen zitten. Zou het inderdaad niet
uitdagend genoeg zijn of zijn zelfs de kinderen zo vast geroest aan de systemen
van het onderwijs? Het zou ook kunnen dat er helemaal niks mis is met de oude
manier van uitleg geven en kan het nog jaren zo doorgaan.
Ik ga in ieder geval verder met mijn onderzoek en heb wel
weer een hoop opgestoken wat ik niet had verwacht. De kinderen kwamen weer met
een hoop feedback. Iets wat mij zeer vrolijk maakt en gunstig stemt. Geef
kinderen de ruimte en ze geven je een hele hoop terug. Behandel ze als gelijke
en je zult er veel profijt en plezier van hebben.
sportveld buiten. Ik ben van mening dat je bewegingsonderwijs veel vaker en op
verschillende plekken in zou kunnen zetten. Om mezelf, leerlingen en andere
hiervan te overtuigen probeer ik bewegingsonderwijs op allerlei verschillende
manieren aan te bieden. Ik praat met mensen en met leerlingen en kom zo tot
vernieuwende inzichten.
Twee weken geleden heb ik geprobeerd wat uitleg via i-pads
in de gymzaal zou kunnen doen. Dit kun je terug lezen in mijn blog history. Deze
week ben ik weer het diepe in gesprongen. Het idee van flipping the classroom
spreekt me erg aan.
Flipping
the classroom is een term die steeds vaker opduikt in het onderwijs. Deze term wil zeggen dat
het lesgeven wordt omgedraaid. Buiten de reguliere lestijden om bestuderen
leerlingen digitaal de lesstof, ze doen dit doorgaans thuis aan de hand van een
filmpje of presentatie. Tijdens de les wordt de informatie verwerkt door
het maken van opdrachten en door in groepjes samen te werken.
Ik heb er een nieuwe twist aan proberen te geven. Flipping
to the classroom. In plaats van de uitleg aan te bieden in het gymlokaal bracht
ik de uitleg naar het klaslokaal toe. Korte filmpjes en daarbij een kort praatje
leek mij voldoende informatie om de kinderen tot bewegen te zetten. Het praatje
en het plaatje werden dus in de klas bekeken. Het daadje zou wel gewoon gedaan
worden in het gymlokaal. De opdracht die ik de kinderen meegaf was, zodra je
omgekleed bent kun je aan de slag.
De gymles verliep redelijk vlot, al moest er een aanpassing
plaats vinden bij een spel. Maar ik was benieuwd naar de reacties van de
kinderen. De uitvoering opzich is geen doel van zichzelf, maar het proces
spreekt me veel meer aan. Iets wat je terug ziet in de 21’st century skills. Het
gaat er niet om wát je uiteindelijk kan, maar hoe je tot zoiets bent
gekomen.
Zowel de positieve als negatieve punten werden benoemd door
de kinderen.
Positief:
-Leuk
-Meer tijd om te gymmen
-Je kunt meteen aan de slag
Negatief:
-We willen het voorbeeld gewoon in het echt zien
-We willen vragen kunnen stellen aan de docent
Tips
-Misschien als er iemand van onze klas op het filmpje staat, vinden we het nog leuker om te
zien en worden we meer gemotiveerd.
Het valt op dat de kinderen voor de tweede keer aanhalen
dat ze geen vragen kunnen stellen aan de docent. Er zijn twee docenten aanwezig
geweest tijdens de gymles, maar blijkbaar belemmert een filmpje afspelen het
durven stellen van vragen. Kinderen willen tijdens de uitleg, in de gymzaal, een
vraag kunnen stellen zodat het nog een keer voor gedaan kan worden.
Wat ook opvalt is dat kinderen het wel leuk vinden, maar
niet op de banken staan te springen van enthousiasme. Waar ik gedacht had dat de
kinderen het super vonden om op een andere manier uitleg te krijgen, willen ze
toch liever de uitleg zoals ze gewend zijn.
Ik blijf met een hoop vragen zitten. Zou het inderdaad niet
uitdagend genoeg zijn of zijn zelfs de kinderen zo vast geroest aan de systemen
van het onderwijs? Het zou ook kunnen dat er helemaal niks mis is met de oude
manier van uitleg geven en kan het nog jaren zo doorgaan.
Ik ga in ieder geval verder met mijn onderzoek en heb wel
weer een hoop opgestoken wat ik niet had verwacht. De kinderen kwamen weer met
een hoop feedback. Iets wat mij zeer vrolijk maakt en gunstig stemt. Geef
kinderen de ruimte en ze geven je een hele hoop terug. Behandel ze als gelijke
en je zult er veel profijt en plezier van hebben.
Onze wereld
Muziek is voor mij een vorm van poëzie. Muziek maakt veel bij me los, en ik luister
vaak bewust naar teksten. Deze week heb ik een schitterend college gehad hoe je
de wereld ín je klas kunt halen. De wereld. Een mooi fenomeen. Wat is eigenlijk
de wereld? Ik voel me een verbeteraar en heb al eens gezegd midden in een
verandering te staan. Ik zou er graag een lied over schrijven, maar dan vind ik
opnieuw het wiel uit. Onze wereld, helden hebben erover geschreven en
gezongen…
Hallo wereld, wereld,
De wereld is van mij.
Er is ruimte zat,
dus kom er lekker bij.
Hallo wereld, wereld,
De wereld is voor jou
Er zijn wel duizend kleuren
veel meer dan rood, wit, blauw
En wat ik doe, doe, doe
Doe ik samen met jou
(Hallo
wereld, kinderen voor kinderen)
Heal the world
Make it a better place
For you and for me
And the entire human race
There are people dying
If you care enough
For the living
Make a better place
For you and for me
(Heal the World, Micheal Jackson)
Onze wereld is mooi
Spannend, schitterend, stralend
't is een wereld waarin je al je zorgen snel vergeet
Ik maak je horizon breed, toon je wonder na wonder
Alles even bijzonder op een persisch toverkleed
vlieg met me meevan nu af zijn
we beiden vrij niemand die ons gebied, mag wel mag
niet of zegt dat wij maar dromen
(Aladdin, Onze wereld is mooi)
We are the world, we are the children
We are the ones who
make a brighter day
So let's start giving
There's a choice we're making
We're saving our own lives
It's true we'll make a better day
Just you and me
(Micheal Jackson, We are the World)
Er is een wereld, een wereld, een wereld.
En die hebben we te leen.
Er is maar een wereld, een wereld, een
wereld.Dus jij en ik zijn een.
(Jeroen
van de Boom, 1 wereld)
Dit verrukkelijke laeve
Dit hertverscheurende besjtaon
Ómdet ze bis gebaore
Mos ze op unne dag weer gaon
(Jurk,
dit verrukkelijke leven)
Wie is het?
Vroeger heb ik het spelletje veel gespeeld. Wie is het? Schitterend vond ik om het met mijn familie te spelen. Door vragen erachter komen wie degene is. Na verloop van tijd stel je steeds dezelfde vragen omdat je weet hoe je sneller bij het antwoord kunt komen. Tegenwoordig speel ik het spelletje ook vaak. Alleen degene die tegenover me zit is niet mijn vader, moeder, broer of zusje. Nee het is iemand die ik nog beter zou moeten kennen. Tegenover me zit een fanatieke jongen van 24 jaar. Niet heel groot, maar desondanks zeker geen lelijke kerel. Spontaan is hij ook en zit boordevol humor. Steeds meer kom ik te weten tegen wie ik eigenlijk het spelletje aan het spelen ben. Of is het meer met wie? Want die jongen, die lijkt wel erg veel op mij! Maar het lijkt nu niet helemaal eerlijk. Bill bleef blanke kale man met toch een beetje oranje haar aan de zijkant. Dat was Bill, dat wist je. Maar Grard is aan het veranderen. Grard is niet meer de Grard van een aantal maanden geleden. In het leraarschap kan het ‘wie’ eigenlijk niet zinvol gescheiden worden van het ‘hoe’ en het ‘wat’ (Stevens). Met andere woorden, wie iemand is als leerkracht, maakt evengoed deel uit van haar kennisbasis als wat zij kan of weet
Waar je mij een aantal maanden geleden had gevraagd naar 21 st century skills had ik droog geantwoord; ‘ik ben niet goed met computers’ 21st century skills gaan echter niet alleen over ICT-vaardigheden en mediawijsheid. Ze gaan over een nieuwe manier van leren, leven en werken. Voorbeelden hiervan zijn creativiteit, innovatie, kritisch denken, problemen oplossen, communicatie, samenwerking, aanpassingsvermogen, leiderschap, productiviteit, sociale vaardigheden en nog veel meer competenties.
Waar je mij een aantal maanden geleden had gevraagd naar webtools, had ik droog geantwoord; ‘ik ben geen spin, ik heb geen webtools.’ Nu weet ik dat het handige voorwerpen zijn om te gebruiken in combinatie met media. Het handige is voor mij nu van toepassing, omdat het nu eindelijk handig wordt.
Waar je mij een aantal maanden geleden had gevraagd naar de intensiteit van twitter, had ik droog geantwoord; ‘twitter is onzin, ik hoef niet te weten dat Frits twee plakjes kaas op zijn brood heeft gedaan en dat #lekker vond.’ Nu weet ik wat je allemaal met twitter kan bereiken. Ik heb volgers uit Groningen, Almelo en zelfs een uit Engeland. Ik volg mensen die relevante informatie delen op twitter. Door op de hashtag #minorklm te klikken, weet ik wat mijn medestudenten bezig houdt. Ik kan door een klikje lezen wie er nog meer bezig is met media en bewegingsonderwijs. Een schitterend medium waar ik veel gebruik van zal maken. Wellicht ook met kinderen, want wat volwassenen kunnen dat kunnen kinderen al lang.
Ik zit halverwege mijn minor fase. De afgelopen tijd merk ik dat ik mezelf aan het ontwikkelen ben. Mijn visie is meer en meer aan het veranderen. Ik blijf nog steeds dezelfde hoofd visie hebben, het kind staat bij mij centraal. Maar ik bekijk het onderwijs steeds meer op en een nieuwe manier.
- 2008 L.M. Stevens. Leraar wie ben jij?
Drie koningen, drie koningen, geef mij een nieuwe hoed
Dat liedje moet Edward de Bono haast in zijn hoofd gehad hebben toen hij de 6 denkhoeden bedacht. Edward de Bono is een Brits psycholoog, arts en managementauteur. Hij studeerde met een Rhodesbeurs aan de Universiteit van Oxford. Hij verzorgde colleges aan de universiteiten van Oxford, Cambridge, Londen en Harvard. Voor de BBC maakte hij de televisieserie De Bono’s Thinking Course en voor de Duitse WDR The Greatest Thinkers. De Bono bedacht onder andere de term lateraal denken en het concept van de ‘zes denkhoeden’.
Edward de Bono gaat uit van het idee dat iedereen problemen vaak vanuit eenzelfde perspectief probeert te benaderen. Daarbij geeft hij iedereen denkbeeldig een kleur hoed op, en die hoed refereert aan hoe die persoon problemen benadert.
Er zijn 6 verschillende kleuren. Iedere kleur symboliseert een andere manier van denken.
De denkhoeden van Bono zijn een effectieve techniek om problemen vanuit meerdere perspectieven te benaderen. Eén van de dingen waar we als mens tegenaan lopen is dat we een probleem steeds vanuit hetzelfde perspectief benaderen en op die manier niet creatief denken. Met de denkhoeden van Bono is het mogelijk om geforceerd te zorgen voor een benadering van verschillende kanten. Op die manier kunnen we creatief denken door ons dwingen op een andere manier te denken dan dat we automatisch zouden doen.
Ik zit momenteel in allerlei organisaties en bekleed een aantal bestuursfuncties. Tot op heden heb ik me regelmatig geergerd aan andere mensen tijdens vergaderingen. ‘Waarom bekijkt hij altijd alles negatief?’ Komt zij weer aan met haar feitjes.’ Dat zijn gedachtes die met enige regelmaat door mijn hoofd zijn gegaan. Nu besef ik dat deze personen een zwarte en witte hoed op hebben gehad.
Als ik naar mezelf kijk, dan wisselt mijn hoed per organisatie waar ik deel van uitmaak. De ene keer heb ik een blauwe hoed, de andere keer een gele en dan weer een groene. De zwarte hoed draag ik voor mijn gevoel nooit.
In het onderwijs kun je hier ook veel mee. Je zou in de klas, door middel van een rollenspel, de kinderen kunnen laten ervaren hoe een ander denkt. Maar niet alleen kinderen. Ik denk dat het goed is om af en toe een andere hoed te dragen, al dan niet bewust. Wanneer je met een team in een bespreking zit zou de voorzitter, ook wel de blauwe hoed genoemd, gerust eens een keer 6 verschillende hoeden mee kunnen brengen. Wanneer er een moeilijke kwestie zich voordoet, zou de voorzitter de hoeden eens uit kunnen delen. Dan wordt iedereen gedwongen om het van een ander perspectief te zien. Het ziet er wellicht kinderachtig uit, maar ik ben van mening dat dit wel eens zou kunnen werken. Wanneer iemand met een zwarte hoed persé alles positief moet inzien, gaat hij andere standpunten bedenken. En natuurlijk ook vise versa.
De hoeden van Bono zijn dus niet alleen een fictieve manier om gedrag te verklaren, maar ook een hulp stuk om verder te komen in besprekingen.
Edward de Bono heeft er in ieder geval voor gezorgd dat ik niet meer kan vergaderen zonder in gedachte bij iedereen een hoed op te doen. En mocht een oude hoed zijn versleten, vertel het dan niet aan mijn moeder, die mag het niet weten.